Hoe werkt een filtratie?

Tijdens een filtratie wordt een mengsel van niet-oplosbare vaste stoffen en vloeistoffen gescheiden. Deze scheiding vindt dus plaats op basis van een onderling verschil in toestand en/of deeltjesgrootte.

Voorbeeld

  • het scheiden van zand en water

Opstelling

Om een vaste stof (bijvoorbeeld zand) van een vloeistof (bijvoorbeeld water) af te filtreren kun je gebruikmaken van deze opstelling:

schematische weergave van een filtratie

Een mengsel van zand en water wordt in een trechter gegoten. In deze trechter zit een stuk filtreerpapier. De vloeistof sijpelt door het filtreerpapier en komt in het onderliggende bekerglas terecht. De vaste stof wordt door het filtreerpapier opgevangen. De vloeistof die in het bekerglas wordt opgevangen, wordt het filtraat genoemd. De vaste stof die op het filtreerpapier achterblijft wordt het residu genoemd. Om het mengsel voorzichtig op het filtreerpapier te brengen wordt het soms langs een glazen staaf in de trechter gegoten.

Schenken van het mengsel op de trechter.
De vaste stof blijft op het filtreerpapier achter. De vloeistof wordt opgevangen in een erlenmeyer.

Met behulp van een filtratie is alleen een suspensie te scheiden. Om een oplossing van een vaste stof in een vloeistof te scheiden, maak je gebruik van indampen.