Wanneer zijn twee driehoeken congruent?
Twee driehoeken zijn congruent (= gelijk aan elkaar) als de driehoeken gelijk hebben:
- een zijde en twee aanliggende hoeken (HZH)
- een zijde, een aanliggende hoek en de tegenoverliggende hoek (ZHH)
- twee zijden en de ingesloten hoek (ZHZ)
- alle zijden (ZZZ)
- twee zijden en de rechte hoek tegenover één van die zijden (ZZR)
Eén van de bovenstaande kenmerken is al voldoende om te stellen dat er sprake is van congruente driehoeken.
∠A = ∠P en AC = PR = a en AB = PQ = b ΔABC is dus congruent aan ΔPQR (ZHZ) |
Congruente driehoeken zijn behalve gelijkvormig ook even groot.