Hoe vermenigvuldig je een vector met een getal?

Als je een vector vermenigvuldigt met een getal, dan worden alle componenten van die vector met hetzelfde getal vermenigvuldigd.

Voorbeeld

In het onderstaande voorbeeld wordt een vector \( \large \vec{v} \) vermenigvuldigd met het getal 2.

Voor vector \( \large \vec{v} \) geldt:

\( \large \vec{v} \normalsize = \begin{pmatrix}2\\3\end{pmatrix} \)

Na vermenigvuldiging met het getal 2 geeft dit:

\( 2 \cdot \large \vec{v} \normalsize = \begin{pmatrix}2 \cdot 2\\2 \cdot 3\end{pmatrix} = \begin{pmatrix}4\\6\end{pmatrix} \)