Hoe werkt dunnelaagchromatografie?

Bij dunnelaagchromatografie wordt een druppel van een te scheiden mengsel op een plaatje gebracht. Op dit plaatje zit een dunne laag van een bepaalde adsorberende stof.

Een plaatje dat gebruikt wordt tijdens dunne­laag­chromato­grafie.

Het plaatje wordt vervolgens in een laagje vloeistof gezet. De vaste stof op het plaatje zuigt de vloeistof vervolgens omhoog. Met de vloeistof wordt ook de opgebrachte vlek meegenomen. Omdat niet alle bestanddelen van het mengsel even snel met de vloeistof meelopen, vindt er een scheiding plaats. De scheiding bij dunnelaagchromatografie berust dus op een verschil in adsorptie. De werking van dunnelaagchromatografie is te vergelijken met papierchromatografie.

Uitvoeren van dunnelaagchromatografie

Het uitvoeren van dunnelaagchromatografie verloopt volgens de volgende stappen:

Op het plaatje wordt een kleine stip aangebracht van het te scheiden mengsel. Vervolgens wordt dit plaatje in een bekerglas met een vloeistof (de loopvloeistof) geplaatst.
Het bekerglas wordt afgesloten om verdamping van de loopvloeistof te voorkomen. Het plaatje zuigt de loopvloeistof omhoog. Met de vloeistof worden ook de verschillende componenten van het mengsel meegenomen.
Als het vloeistofniveau (het front) bijna de bovenkant van het plaatje heeft bereikt, haalt men het uit het bakje met loopvloeistof.
Niet alle stoffen in het mengsel zijn even snel meegelopen met de loopvloeistof. De component met de zwakste aantrekking aan het plaatje zal bijvoorbeeld het snelst lopen. Het mengsel is nu gescheiden.

Referentiestoffen

Om precies te bepalen welke stoffen er in een mengsel zitten, moeten er naast het te onderzoeken mengsel ook enkele bekende stoffen (referentiestoffen) worden opgebracht.

Op een plaatje zijn naast het te onderzoeken mengsel (1) ook twee referentiestoffen opgebracht (2 en 3). Het plaatje is in een bakje met loopvloeistof gezet. Na enige tijd heeft het front bijna de bovenkant van het plaatje bereikt. Deze situatie is in de figuur hieronder weergegeven.

referentiestoffen

Duidelijk is te zien dat het mengsel zowel stof 2 als stof 3 bevat. Daarnaast is er nog een derde vlek (van een onbekende component van het mengsel) te zien.